Geschiedenis
Onderstaande tekst is afkomstig uit het boek "Rondom de Vinkeveense kansel"
Het boek is verkrijgbaar via de contactpagina op deze website.
De vroege kerkgebouwen
Er bestaat een gedachte dat de eerste kerk in Vinkeveen gesticht kan zijn aan het einde van de dertiende eeuw, dus reeds voor het jaar 1300. Dat lijkt heel vroeg, maar ook de inwoners van Demmerik worden al in een akte uit 1138 genoemd, waarin vermeld wordt dat zij in Nieuwer ter Aa naar de kerk gaan.
De oudste bewaarde aantekening van de statie Vinkeveen, die was gewijd aan Sint Nicolaas, is uit het jaar 1398 en bevindt zich in het archief van de Domkerk te Utrecht.
Dus het is best mogelijk dat er ver voor deze datum al een kerk in Vinkeveen werd neergezet. Deze kerk werd toen gebouwd op de plaats waar nu nog steeds het hervormde kerkhof is. Op een kaart uit 1571 van Joost Jansz Beeldsnijder staat de kerk afgebeeld, vlak bij de plaats waar ‘de Zuwe tot Vinckeveen’ ons dorp bereikt. De oudste afbeeldingen van dekerk stammen uit het jaar 1637.
In het boekje De Kerk te Vinkeveen, dat in 1982 werd uitgegeven ten bate van de bouw van het hervormd verenigingsgebouw, stonden deze twee afbeeldingen van de hand van Ludovicus Serrurier. Daar Serrurier leefde in het begin van de achttiende eeuw, werd bij de uitgave van het genoemde boekje vermeld, dat hij deze afbeeldingen moet hebben nagetekend van vermoedelijk verloren gegane oudere prenten. De afgelopen tijd is echter gebleken dat deze oude prenten nog steeds bestaan en zich bevinden in de Koninklijke Verzamelingen in Den Haag. Het gaat hier om twee Oost-Indische inkt tekeningen die gemaakt en gesigneerd zijn door J. Stellingwerf. De kwaliteit van deze prenten is bijzonder fraai en toont duidelijk aan dat Serrurier ze later heel vluchtig heeft nagetekend en er een persoonlijke noot aan heeft toegevoegd.
Op een van deze prenten is duidelijk te zien, dat de getoonde kerk nog van vóór de Reformatie stamde. Aan de oostzijde is het koor zichtbaar, waar oorspronkelijk het altaar stond en aan de westzijde de toren, die hier gericht stond op Vinkeveen veenzijde.
De kerk in 1637, een tekening van L.P. Surrier uit ca. 1730 (bron: Utrechts archief)
Het was in de tijd vóór de Reformatie gebruikelijk dat het koor, waar in de kerk het altaar
stond, naar het oosten gekeerd was. Waarbij men dan ook nog speciaal rekening hield met de dag van de schutspatroon. Dit hield voor Vinkeveen in, dat de kerk gericht stond naar de plaats waar op 5 december (de dag van Sint Nicolaas) de zon opkomt. Aan de hand van deze kennis is het mogelijk om bij zeer oude kerkgebouwen na te gaan aan welke heilige de kerk oorspronkelijk was gewijd.
In de jaren daarna ondergaat de kerk een hele gedaanteverwisseling. De slanke toren die, vanaf de Herenweg gezien, aan de achterzijde stond, is nu geheel verdwenen. Het is niet duidelijk of deze toren omgevallen is of dat men hem wegens verzakking heeft moeten afbreken. Feit is dat men op het bekende prentje van Jan de Byer uit 1745 nu een klein torentje ziet op het midden van het dak. Dit prentje stond onder nummer 23 in een boek, dat in die jaren werd uitgegeven bij Isaak Tirion, boekverkoper in de Kalverstraat te Amsterdam.
In de Koninklijke Verzamelingen in Den Haag is nog een andere afbeelding gevonden van deze verbouwde kerk, die werd gesigneerd door H. de Winter in het jaar 1743.
Wanneer de kerk deze verbouwing heeft ondergaan, is niet precies bekend. Er bestaan hierover twee veronderstellingen. De eerste gaat uit van het jaar 1719. Het is namelijk bekend dat in de kleine toren op het dak een uurwerk zat, dat was vervaardigd in dit genoemde jaar door Dirk de Graef. Dit uurwerk, dat aan het begin van de vorige eeuw nog voorkomt op een lijst van waardevolle kerkelijke bezittingen te Vinkeveen, is bij de bouw van de huidige kerk verkocht voor 25 gulden. Onlangs, na het herstel van de kerk, werden door Jan Mur bij opruimwerkzaamheden drie oude houten borden ontdekt die achter het beschot bij het orgel lagen en die in het verleden dienst hebben gedaan voor het vermelden van de psalmen. Eén van deze borden is kleiner dan de twee andere en vermeldt op de achterzijde, naast de namen van de vermoedelijke schenkers: P. Maijer en A.D. Pijper, het jaartal 1718. Daar de letters moeilijk zijn te lezen en de achterzijde door de tand des tijds nogal is beschadigd, ontstond na overleg met één van de organisten uit Vinkeveen het idee, dat er misschien iets anders heeft gestaan, namelijk: ‘D. Majeur & A.D. Pijpen’. Deze woorden kunnen dan slaan op de begeleiding van de gemeentezang. Op de voorzijde van dit bord staat in gouden letters: ‘Eerste Voorzang’ met daaronder een ruimte om dit intreelied te plaatsen. Het was in die tijd heel gebruikelijk dat men voor de dienst begon en oefende in het zingen van psalmen en gezangen. Het D. Majeur slaat dan op het zingen van de voorzang, dat opgewekt moest klinken, in grote terts en de A.D. Pijpen doet vermoeden dat het hier gaat om de tonen van een klein orgeltje waarover men toen reeds de beschikking had. De twee andere borden zijn duidelijk bestemd om hierop de letters en cijfers te zetten van de te zingen psalmen. Door Leen Oudshoorn zijn deze drie borden gerestaureerd en opgehangen in de hal bij de consistoriekamer.
De kerk in 1745, een bewerking van H. Spilman (1792) naar een tekening van Jan de Bijer uit 1745 (bron: Utrechts archief)
Een andere gedachte is dat een tweede verbouwing plaatsvond in 1740 en het uurwerk misschien nog twintig jaar heeft dienst gedaan in een vorige toren. Het is namelijk zo, dat op de koperen kroon, die de hervormde gemeente in 1831 kocht van de Westerkerk te Amsterdam, op twee van de drie wapenschildjes het jaartal 1740 staat geschilderd, met de namen van ambachtsheer Daniël Blondeel en zijn echtgenote Johanna Blondeel-Kuylenburg. Ongetwijfeld verwijst dit naar een belangrijke gebeurtenis in 1740, waarbij ambachtsheer Blondeel betrokken is geweest. En dit zou best wel eens de grote verbouwing van de kerk geweest kunnen zijn, te meer daar dit goed aansluit bij de afbeeldingen van de verbouwde kerk uit 1743 en 1745.
Het kan echter ook zijn, dat de ingrijpende verbouwing van de kerk toch in 1718 en 1719 heeft plaatsgevonden en het jaartal 1740 op de schildjes van de koperen kroon duiden op een andere gebeurtenis in dat jaar. Bijvoorbeeld de verwerving door Blondeel van de ambachtsheerlijkheid Vinkeveen en Demmerik, want ook dat is iets wat voor ons, huidige Vinkeveners, nog steeds verborgen is.
Om het nog ingewikkelder te maken, werd er in de Koninklijke Verzamelingen nog een afbeelding gevonden van een gezicht op het dorp Vinkeveen, getekend en gesigneerd door N. Wicart, die leefde van 1748 tot 1815. Die toont een dorpsgezicht gemaakt vanaf Vinkeveen veldzijde. Men ziet nu de kerk vanuit het noorden, waarbij dit plaatje gemaakt kan zijn vanaf de plaats waar nu ongeveer het museum De Ronde Venen zich bevindt. Het vreemde is echter, dat dit weer een tekening is met de toren zoals die er stond tot in de eerste helft van de achttiende eeuw, dus voor 1740.
Daar Wicart zelf na die tijd is geboren, bestaat ook hier de mogelijkheid dat hij gebruik heeft gemaakt van een ouder voorbeeld, of dat hij zich heeft laten inspireren door de toestand zoals die voorheen hier heeft bestaan.
Over de hiervoor beschreven voormalige Sint Nicolaaskerk heb ik in mijn boekje over deze kerk vermeld, dat dominee Johannes Samuël van Staveren tijdens een kerkenraadsvergadering op 6 september 1799 ‘ … 166 gulden overhandigt die hem te geschenken waren ontvangen bij gelegenheid van de aankoop der kerke te Vinkeveen…’
Het was mij toen wel duidelijk, dat het hier ging om de uitvoering van een voorschrift onder de Bataafse Republiek waarbij de rooms-katholieken de bij de Reformatie verloren gegane bezittingen weer in eigendom verkregen. Door deze landelijke maatregel moesten de protestanten hun jarenlang gebruikte en door hen onderhouden kerkgebouw bij de vorige eigenaar terugkopen of op een andere plaats een heel nieuwe kerk bouwen.
In ons geval was dit bij het kerkbestuur van de Sint Nicolaasparochie in het ‘Achterbosch’.
Tot voor kort was het mij volstrekt onduidelijk hoe het kon gebeuren, dat indien men iets koopt, men 166 gulden als geschenk ontvangt. Bij het schrijven van dit boekje kwam ik echter op het idee, dat dit bedrag wel eens iets te maken zou kunnen hebben met het recht van de dertiende penning.
Als dit het geval is, hebben de kerkmeesters van de ‘gereformeerde’ kerk van Vinkeveen in 1799 ongeveer 2.160 gulden betaald aan de oude rechthebbenden. Maar tevens aan de ambachtsheer het bedrag van 166 gulden als dertiende penning.
Daar de ambachtsheerlijkheid toen nog in het bezit was van de familie Van Almonde, is het heel verklaarbaar dat men het verschuldigde recht gewoon heeft moeten betalen, maar dat de ambachtsheer dit bedrag via de predikant weer terug schonk aan de door de overheid gedupeerde ‘gereformeerde’ gemeente.
De kerk van 1831 - 1930
De vorige kerk in onze woonplaats werd gebouwd in 1831, tussen de toenmalige openbare school en het kerkhof. Voor de kosten voor een nieuwe kerk met 250 zitplaatsen had men een begroting gemaakt van circa tienduizend gulden. De aanbesteding van de kerk vond plaats op donderdag 31 maart 1831. Dit belangrijke werk werd gegund aan Jan de Vries, meestertimmerman uit Wilnis en de aannemers Louwrens Krook en Sparenburg uit Loenen aan de Vecht, voor een bedrag van 9.000 gulden voor de kerk en 1.200 gulden voor de toren. Tezamen 10.200 gulden.
J. de Vries had in 1828 samen met L. van Leusden een rapport opgesteld voor kerkenraad en kerkvoogdij met als advies de oude Sint Nicolaaskerk af te breken. Deze kerk, die stamde van vóór de Reformatie, was met zijn fundering zo verzakt, dat hij aan de zuidzijde sterk overhelde. Ook adviseerden zij om de kleine toren snel af te breken, daar het gebouw niet meer in staat was de toren te dragen.
Gezien de geringe financiële middelen waarover men beschikte en wegens de slappe veenbodem, werd door de kerkenraad en kerkvoogdij aanvankelijk een plan gemaakt voor de bouw van een houten kerk. Van de Staten van Utrecht krijgt men op 9 februari 1829 echter het bericht, dat men niet akkoord kan gaan met de bouw van een houten kerk.
Bij de bouw van een stenen kerk kan men rekenen op 2.300 gulden, een bedrag dat later verhoogd werd tot 3.800 gulden. Verder was de Minister van Staat bereid om 2.600 gulden bij te dragen. Daar de sloop van de oude kerk nog 600 gulden opleverde, kon men rekenen op zevenduizend gulden. Een intekenlijst voor de bouw van de kerk bracht 763,50 gulden op, zodat een belangrijk deel van de aanneemprijs bijeenkwam.
Ook voor de toren ging men met intekenlijsten door heel de gemeente en wist men op deze manier nagenoeg het gehele bedrag van 1.200 gulden bijeen te brengen. Het mag wel vermeld worden dat de intekenlijst ten behoeve van de kerk geopend werd met een bedrag van honderd gulden van ‘Croese van Vinkeveen’, ambachtsheer van Vinkeveen en Demmerik. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze Hendrik Croese Edwardzoon, als ambachtsheer van Vinkeveen, op 25 mei 1831 de eerste steen mag leggen, waarbij hij geassisteerd wordt door zijn kleinzoon Hendrik Verheul Croese. Als ambachtsheer had men in die tijd veel invloed in ons dorp.
De Uitvlugt
Zijn voorganger als ambachts-heer, Daniël van Almonde, droeg evenals Croese de hervormde gemeente van Vinkeveen een warm hart toe. Deze Van Almonde was de initiatiefnemer die ervoor zorgde dat Vinkeveen weer een eigen predikant kon beroepen en los kwam van Wilnis. Hij stelde daarbij de boerderij De Uitvlugt, die stond aan de Herenweg, nu huisnummer 139, beschikbaar als pastorie voor de komend predikant.
Herenbank
Ook is het zeker, dat Daniël van Almonde in deze eerste kerk een herenbank tot zijn beschikking had. Zijn dochter Jacomina heeft namelijk in haar testament laten vastleggen, dat een zeker gestoelte, hetwelk haar eigendom is, na haar overlijden in het bezit komt van de ‘gereformeerde’ kerk te Vinkeveen. Onder voorwaarde dat dit gestoelte niet mag worden verkocht en alleen maar mag worden verhuurd aan ‘elk fatsoenlijk en ordentelijk man van deze of andere gemeente’. Deze akte werd op ‘10 januarij 1808’ door de beide kerkmeesters Hendrik Gijsen en Gerrit Brouwer ter acceptatie ondertekend.
Jacomina van Almonde, oud 64 jaar, werd op 8 februari 1811 in de Nieuwe kerk te Amsterdam begraven. Ongetwijfeld is deze genoemde herenbank later gebruikt door haar opvolger ambachtsheer Hendrik Croese, die ook na 1831 in onze nieuwe kerk weer een eigen bank tot zijn beschikking had.
Na het overlijden van zijn zoon Eduard Croese in 1877 ontving de kerkvoogdij namelijk een brief van notaris Tulerius Kruijthof Corps uit Haarlem, die informeerde naar de waarde van de herenbank in de kerk te Vinkeveen.
Namens de kerkvoogdij schreef kerkvoogd Hendrik Gaveel hierop het volgende antwoord:
Weledel gestrenge Heer,
Vinkeveen, 7 januari 1878.
Ter beantwoording Uwer missive van 2 januari dezer hebben wij de eer te berichten, dat bedoelde bank, door Ambachtsheer Hendrik Croese in 1831 by de bouw der kerk is doen maken en dadelijk ten gebruikmaking aan het kerkbestuur is afgestaan, met vergunning om de zitplaatsen daarin te verhuren, ten voordele van het Kerkfonds, met beding dat ingeval zyne Hoogedele mocht ter kerk komen, als dan ter beschikking van zyne Edele zouden openblijven.
Op dezelfde voorwaarden heeft ook nu wijle de Ambachtsheer Eduard Croese, na overlijden van Hoogste edele zelfs vader, het voortdurende gebruik afgestaan. Zyne Hoogedele gaf daarboven jaarlijks nog f 20,-- ter goedmaking van de Kerkelijke lasten.
Dertiende penning
Het eigendom van de heerlijkheid Vinkeveen bleek voor de ambachtsheren een heel lucratieve zaak te zijn. Men had namelijk het recht om de dertiende penning te innen. Dit hield in, dat men na de koop van onroerend goed een extra dertiende deel of 7,69% van de aankoopprijs kon verhalen op de koper.
In een verslag van de droogmakerij van de polder Groot Mijdrecht staat vermeld, dat men als dertiende penning over de aankoop van 230 hectare land, riet en water, gelegen onder Vinkeveen veenzijde, aan de heer E. Croese te Amsterdam een afkoopsom van 5.191 gulden moest betalen.
Op 1 april 1878 werd de ambachtsheerlijkheid Vinkeveen en Demmerik, waartoe behoorde het recht van de dertiende penning, geveild in het lokaal De Brakke Grond aan de Nes te Amsterdam. Na de koop door drie veehouders en vier veenmannen uit Vinkeveen, verneemt men niets meer van de ambachtsheerlijkheid, maar des te meer bemerkt men van het innen van de bovengenoemde penning, die tot vandaag de dag nog zware lasten legt bij de kopers van percelen in onze gemeente.
De herenbank van de ambachtsheer krijgt door de jaren heen een andere functie en komt nu beschikbaar voor het gezin van de predikant.
Na het vertrek in 1889 van dominee Alexander H.M. Deussen, die veertien jaar in onze gemeente is voorgegaan, ontstaat er een jarenlange vacature. Pas op 19 september 1897 ontvangt Vinkeveen in Coelis de Hoogh weer een nieuwe predikant. Dit was voor de kerkvoogdij en de notabelen aanleiding om bijeen te komen. Het doel was namelijk om de bank van het gezin van de predikant te ontruimen, die gedurende de tijd dat de gemeente vacant was, in bezit was genomen door de gezinnen van Sander Bison en Jacobus Paap. De kerkvoogdij zal beide onderwijzers hiervan persoonlijk in kennis stellen.
Kerkboeken
Na de afbraak van de Nicolaaskerk in 1832, zijn onder andere de luidklok, het torenuurwerk en de windvaan overgegaan naar de nieuwe kerk. Over de banken, stoelen en kerkboeken schrijft men dat die in vervallen staat verkeren en het meeste onbruikbaar is geworden.
De genoemde kerkboeken waren een schenking van Jacomina van Almonde bij het besluit van de kerkenraad, om met ingang van januari 1807 over te gaan tot het invoeren van het zingen van ‘de evangelische gezangen’. De toenmalige ambachtsvrouwe schenkt hiervoor op 25 november 1806 16 nieuwe gezangenboeken (quartoformaat) en 25 kleine (octavo) om deze uit te delen aan de behoeftigen in de gemeente.
Dominee Johannes Samuël Schröder hield op zondag 20 november 1831 de laatste dienst in de oude kerk, terwijl hij op zondag 18 december 1831 in de nieuwe kerk voorging in de dienst met een preek naar aanleiding van een tekst uit Ezra 6 vers 16: ‘Zij deden de inwijding van dit huis Gods met vreugde’.
Koperen kronen
Bij de opening van de nieuwe kerk hing er tot verrassing van menig gemeentelid, een zeventiende-eeuwse koperen kroon, als geschenk van dominee Schröder en zijn schoonvader J.H. Waayeman. Men had namelijk bij de Amsterdamse Westerkerk deze kroon kunnen kopen voor de prijs van gebruikt koper, wat toen neerkwam op 40 gulden de 50 Nederlandse ponden. Dus omgerekend voor 1,60 gulden per kilo.
In het boekje De Westerkerk van B. Bijtelaar uit 1968 staat dat in 1830 werd besloten, dat men de zeventiende-eeuwse kaarsenkronen verkocht en er bijzonder lelijke olielampen voor in de plaats heeft gekregen. Een noot van het boekje De Westerkerk vermeldt, dat een van de kronen gekocht werd door de predikant van de hervormde kerk te Vinkeveen. Het rekeningboek van de Westerkerk te Amsterdam vermeldt op 31 december 1831: geboekt 100 gulden voor een kerkkroon verkocht aan de kerk te Vinkeveen.
Dominee Schröder maakte in de eerste dienst in de nieuwe kerk bekend, dat de collecte voor de kerkvoogdij op deze dag bestemd zou worden voor de aankoop van een tweede kerkkroon waarop, als er voldoende geld bijeen kwam, nog een optie was.
Deze koop heeft echter nog geruime tijd op zich laten wachten. De verkoop van de kronen bleek namelijk voor de Westerkerk in Amsterdam geen succes te zijn. Dit kwam misschien doordat na de tiendaagse veldtocht tegen België de koperprijs sterk omlaag was gegaan. De kerkvoogdij in Amsterdam gaf op 11 oktober 1832 dan ook toestemming al het koper te verkopen voor 30 gulden per 50 Nederlandse ponden.
Op 3 januari 1833 werd er nog met Vinkeveen over een tweede kroon gecorrespondeerd. Dit leidde ertoe dat op 28 februari 1833 dominee Schröder voor onderhandelingen naar Amsterdam ging en dat er werd besloten dat de kroon (voor 30,25 gulden de 50 pond) naar Vinkeveen zal worden afgezonden, mits de betaling nog dit jaar zou plaatsvinden. Op 4 juli 1833 kon het bedrag uit Vinkeveen in het Amsterdamse rekeningboek worden bijgeschreven. Zelf weet ik me nog te herinneren dat Teunis Kamper, die in de jaren zestig tegenover ons woonde, mij een betalingsbewijs uit 1833 van de kroon voor de prijs van oud koper heeft laten zien (PK).
De kronen, die gelukkig nog steeds in de kerk hangen,
tellen in totaal zes wapenschildjes van de stad Amsterdam.
De achterzijden van deze schildjes tonen nog een verrassing.
Bij de wapens van de kroon uit 1831 staan de namen van:
1. Martinus Jacobus Schröder
2. Hendrieca Schröder, geb. Waayeman
3. Jan Hendrik Waayeman.
Opmerkelijk is dat de wapens van de kroon uit 1833 vermelden:
1. Gemeente 1833
2. Daniël Blondeel, 1740
3. Johanna Blondeel, geb. Kuylenburg, 1740.
Deze Daniël Blondeel, die in het begin van de achttiende eeuw genoemd wordt als ambachtsheer van Demmerik en Vinkeveen, was misschien de grootvader of een verwant van Daniël van Almonde, maar zekerheid is hierover nog niet gevonden. Waarom de namen van Blondeel na bijna honderd jaar nog op de kronen zijn vermeld, is een groot raadsel. De verdiensten van hem voor de kerk in Vinkeveen moeten wel heel groot zijn geweest, om deze ambachtsheer na zoveel jaren nog te eren. Het kan zijn dat dit, zoals al eerder beschreven, verband hield met een restauratie van de kerk in 1740.
Het is misschien goed om te vermelden, dat na de bouw van de huidige kerk de kronen oorspronkelijk niet meer in de kerk werden opgehangen. De toenmalige kerkvoogdij vond, op advies van de heer B.W. Plooy, architect van de kerk, dat deze antieke kronen niet pasten in het moderne interieur. Op initiatief van huisarts Marten Adriaan de Jongh zijn toen verschillende gemeenteleden in actie gekomen om de kronen, die waren opgeslagen op de zolder van de wagenmakerij van president-kerkvoogd Jan Beuker, weer een ereplaats te geven in de kerk. Dit gebeurde overigens pas na een stemming in de vergadering van kerkvoogden en notabelen met als uitslag: 5 stemmen voor, 4 stemmen tegen.
Dit uit de kerk verwijderen van de oude kronen staat niet op zichzelf. Ook de prachtige in 1911 aangeschafte kerkbijbels uit de ouderlingen- en kerkvoogden-banken mochten niet meer in de kerk terugkeren. Koster Gert Vis kreeg hiervoor de opdracht van alle bijbels het koperen beslag te verwijderen voor verkoop als oud koper en de boeken te verbranden. Gelukkig heeft hij dit laatste niet te letterlijk opgevat en twee bijbels verstopt achter de ketel van de centrale verwarming. Bij een vernieuwing van deze verwarming in 1982 kwamen de boeken weer te voorschijn en deze zijn na restauratie weer in hun oude luister hersteld.
Het is begrijpelijk dat er bij deze zienswijze ook voor de oude psalmborden uit 1718 in de kerk geen plaats meer was. Het zal waarschijnlijk ook hier weer Gert Vis zijn geweest, die ze voor het nageslacht opgeborgen heeft achter het beschot van de zolder bij het orgel.
Tijdens de regeringsperiode van koningin Juliana bereikte de kerkvoogdij het verzoek van de Nieuwe kerk in Amsterdam, om de koperen kronen aan hen te verkopen met het oog op de aanstaande inhuldiging van kroonprinses Beatrix tot koningin. Kerkvoogd Piet van Vliet voelde daar niets voor. Hij meende dat het geboden geld dan spoedig op zou gaan aan het onderhoud van de kerk. Ook het argument van de Amsterdammers, dat we toch allen deel uitmaakten van één hervormde kerk, deed hij bij hen af met: dan kunnen ze net zo goed in Vinkeveen blijven hangen.
Kanselbijbel
De kanselbijbel in onze kerk werd na 1666 uitgegeven door de gebroeders Hendrik en Jacob Keur en vermoedelijk in 1884 gerestaureerd. De bijbel heeft namelijk niet meer de originele lederen band en heeft op de voorzijde een zilveren plaatje met als gravure de tekst:
‘1854 – 1884 EBEN HAEZER 16 juli VINKEVEEN’.
De Bijbel bevat voorts een los gekalligrafeerd document met als opschrift:
Een GEDACHTENIS aan Ds. A.H.M. DEUSSEN
door de gemeenteleden van VINKEVEEN
Wie is het, die DERTIG JAAR, was werkzaam voor zijn Heer
En nog aan zijnen dienst blijft al zijn krachten wijden ?
Wie is het die nooit week van der Apostelen leer
Maar ieder zondaar bleef GODS vrije gunst belijden
Geen and’ren weg hun wees dan in GODS ZOON alleen
’t Is DEUSSEN heilgezant in ’t need’rig VINKEVEEN.
Deze gedachtenis aan dominee Deussen werd vervaardigd ter gelegenheid van zijn 30-jarig jubileum als predikant. Van hem is nog bekend dat hij geboren werd in 1821. Op 16 juli 1854 werd hij bevestigd als predikant in Wanneperveen. Hij bleef met zijn eerste gemeente 16 jaar verbonden en vertrok in 1870 naar Oudega. In 1875 nam hij het beroep aan naar Vinkeveen, waar hij in 1884 zijn 30-jarig predikantsjubileum mocht vieren. Op 1 september 1889 werd dominee Deussen bevestigd in Hoge Zwaluwe, waar hij op 13 mei 1895 op 74-jarige leeftijd met emeritaat is gegaan. Vervolgens ging hij wonen in Zeist waar hij op 82-jarige leeftijd is overleden. Dominee Deussen werd op 28 november 1903 begraven op de bijzondere begraafplaats te Vinkeveen in graf G7.
In 1982, toen de kanselbijbel niet meer daadwerkelijk werd gebruikt en enorme ezelsoren kreeg aan de onderzijde van de bladzijden, is de Bijbel afgedekt met doorzichtig plastic om verdere schade aan deze oude Statenbijbel te voorkomen.
Kerkorgel
Hoewel het kerkorgel reeds eeuwen geleden zijn intree heeft gedaan bij het begeleiden van de gemeentezang, heeft men in onze gemeente nog vrij lang gebruik gemaakt van de steun van een voorzanger. In 1883 komt er echter een kerkorgel naar Vinkeveen. Dit orgel werd in Utrecht besteld voor 1.500 gulden bij orgelfabrikant A.M. Elzen. Als eerste organist werd in de vergadering van kerkvoogden en notabelen met algemene stemmen benoemd Jacobus Christaan Paap, hoofdonderwijzer van de vrije christelijke school aan de Schans, op het traktement van 75 gulden per jaar. Als pomper werd benoemd Hendrik Stevens, met als vergoeding 15 gulden per jaar.
Bij het in gebruik nemen van het orgel ontving de leverancier van het orgel, de heer A.M. Elzen, een gouden horloge met een gouden ketting van de kerkvoogdij, als dank voor zijn bemiddeling.
Van onze nieuwe organist, meester Paap, is bekend dat hij tevens als godsdienstonderwijzer bevoegd was om in de kerkdienst voor te gaan, iets wat hij hier in Vinkeveen veelvuldig heeft mogen doen tijdens de jarenlange vacature tussen 1889 en 1897.
Men leest in 1898 over de toestand van het kerkorgel, dat er reeds enige maanden niet meer op gespeeld kan worden. De kosten van de reparatie die moet worden uitgevoerd, worden geschat op circa 1.000 gulden. Na die tijd heeft dit orgel nog jarenlang dienst gedaan bij het begeleiden van de gemeentezang. Meester Paap was toen door afnemende gezondheid reeds gestopt met het bespelen van het kerkorgel.
Na een periode van wisselende begeleiders van de gemeentezang, ontving Hein Gijzen op
9 juni 1906 de aanstelling als organist. Een functie die hij met zijn muzikaal talent vijftig jaar lang heeft mogen vervullen. Op zaterdag 9 juni 1956 nam hij met een receptie afscheid van zijn gemeente die hij zo lang met orgelspel heeft begeleid. Als waardering ontving hij van de kerkvoogdij een pensioen voor zijn jarenlange trouwe dienst.
Bij de sloop van de kerk in 1930 werd het oude orgel dat in 1883 voor 1.500 gulden bij Elzen in Utrecht werd gekocht, van de hand gedaan voor slechts 70 gulden.
In de nieuwe kerk kwam in 1931 een orgel van K.M. van Puffelen. Dit orgel heeft tot aan de beginjaren zestig dienst gedaan in de huidige kerk. Inmiddels had Henk Gijzen de plaats op de orgelbank in 1956 van zijn vader Hein overgenomen en hij bleef deze taak vervullen tot 1991. Er ontstond tijdens zijn begintijd als organist, naast verschillende mankementen aan het orgel, ook een lekkage in de windvoorziening. Na een raadpleging bij de orgeladviescommissie van de Hervormde Kerk, achtte men toen dat reparatie en restauratie niet zinvol en verantwoord meer waren.
Op advies van de organist van de Grote kerk te Gorinchem, Jan Bonefaas, werd besloten tot de bouw van een geheel nieuw orgel bij S.F. Blank te Utrecht. In december 1962 werd het nieuwe orgel in gebruik genomen met een concert van de adviseur, Jan Bonefaas. Het Van Puffelenorgel werd voor 7.000 gulden verkocht aan de hervormde gemeente van Neder-Hardinxveld waar het nu na ruim veertig jaar nog iedere zondag tot volle tevredenheid wordt bespeeld.
Het huidige Blankorgel heeft 21 registers en telt in totaal wel 1.236 pijpen, waarvan er slechts 58 zichtbaar zijn in het front en de overige in het inwendige van het orgel zijn gebouwd.
In 1990 werd door orgelbouwer Blank het instrument opnieuw geïntoneerd om de klank minder scherp te laten klinken en zijn er verbeteringen aangebracht aan de toetsmechanieken.
In 2005 werd na het herstel van de schade aan de kerk en de toren in eigen beheer een algehele schoonmaak van het orgel uitgevoerd, terwijl orgelmaker H. van Eeken uit Herwijnen een zeer grote stembeurt heeft moeten verzorgen. Voor de kenners geven we hierbij een dispositie van het huidige Blankorgel.
Manuaal C-g3 | Rugpositief C-g3 | Pedaal C-f1 |
(56 toetsen) | (56 toetsen) | (30 toetsen) |
Prestant 8 voet | Holpijp 8 voet | Boudon 16 voet |
Roerfluit 8 voet | Quintadeen 8 voet | Prestant 8 voet |
Viola 8 voet | Prestant 4 voet | Koraalbas 4 voet |
Octaaf 4 voet | Roerfluit 4 voet | Fagot 16 voet |
Gedekte fluit 4 voet | Octaaf 2 voet | |
Gemshoornquint 2 2/3 voet | Sexquialter 2 sterk discant | |
Woudfluit 2 voet | Dulciaan 8 voet | |
Octaaf 2 voet | Tremulant | |
Mixtuur 4 sterk | ||
Schalmei 8 voet bas-discant | ||
(aantal pijpen 716) | (aantal pijpen 400) | (aantal pijpen 120) |
De huidige kerk
De doorslag om toch tot nieuwbouw over te gaan, gaf het feit dat er in 1929 een korte felle brand woedde in de kerk. Er wordt verteld dat die brand ontstaan is na het omvallen van een stoof, bij het uitgaan van de kerk. De brandende turf of de kolen schijnen toen op de houten vloer terechtgekomen te zijn, wat de brand heeft veroorzaakt. In verband met deze gebeurtenis wordt ook verteld, dat de brandweer in de kerk tijdens het blussen veel meer schade heeft aangericht dan nodig was geweest, om de brand meester te worden. Hoe het ook zij, na die tijd worden er plannen gemaakt om naast de bestaande pastorie een geheel nieuwe kerk te laten verrijzen.
Dit ondanks het feit dat herstel van de brandschade werd geschat op een kleine 2.500 gulden en de brandverzekering nog 2.090 gulden wilde uitkeren. Een plan dat niet door alle gemeenteleden kon worden gedragen en waardoor sommigen later geen stap in de nieuwe kerk hebben willen zetten.
Op een gemeenteavond op 3 december 1929 besluit men echter in grote meerderheid tot de bouw van een ander kerkgebouw. De kerkvoogdij onder leiding van Jan Beuker zette door en als architect werd aangezocht de heer B.W. Plooij, die een plan maakte voor een modee kerk in de stijl van de Amsterdamse School.
Er is een verhaal dat men na de brand van de kerk aanvankelijk het plan had om bij nieuwbouw, geen toren meer bij de kerk te plaatsen. Het feit dat de burgerlijke gemeente in 1831 haar verantwoordelijkheid niet had genomen en alle kosten van de toren toen liet komen voor rekening van de kerkelijke gemeente, bracht sommigen op het idee om alleen een kerkzaal te laten bouwen. De voorstanders van de toren kwamen toen met het doorslaggevende argument, dat de bouw van een toren heel schriftuurlijk kan zijn, zoals staat in Psalm 48 vers 13b: ‘Ga rond Sion, trek er omheen en tel haar torens’.
Ondertussen was de kerkvoogdij ook druk bezig om de financiering rond te krijgen. Men ging over tot het uitgeven van schuldbekentenissen. In totaal leende men bij 16 personen of instellingen geld voor de bouw van de nieuwe kerk tegen een wisselend rentepercentage van 3 tot 4,4%. De opbrengst van deze lening kwam uit op 38.200 gulden met een gemiddelde rente van 3,95%. Voorts kon men nog 456 renteloze aandelen uitschrijven van 10 gulden per stuk. Hiermee kwamen de geleende gelden op een bedrag van 42.760 gulden.
De totale kosten voor de kerkbouw waren | ƒ 57.371,75 |
en voor de pastorie | ƒ 11.920,35 |
Tesamen | ƒ 69.292,10 |
Voorts ontving men aan giften voor de bouw | |
van de kerk volgens een getekende lijst | ƒ 14.158,06 |
Aan giften pastorie | ƒ 5.142,00 |
Brandverzekering | ƒ 2.090,00 |
Orgelfonds | ƒ 725,00 |
Verkoop oude kerkbanken | ƒ 200,00 |
Verkoop van het oude orgel van 1883 | ƒ 70,00 |
Verkoop van het oude uurwerk uit 1719 | ƒ 25,00 |
Rente tijdens de bouw | ƒ 42,35 |
Aan geleende gelden | ƒ 42.760,00 |
Van batig saldo 1931 | ƒ 4.079,69 |
Totaal betaald voor de bouw | ƒ 69.292,10 |
Van de totale inkomsten en uitgaven van de bouw van de kerk en de pastorie werd op 1 juni 1932 door de kerkvoogdij een gedetailleerd stuk opgesteld dat in de gecombineerde vergadering met de notabelen werd goedgekeurd en door allen persoonlijk ondertekend. In de bijkomende kosten is een post opgenomen van 19,50 gulden voor werkzaamheden aan de kruisbalken en de torenbel. Deze luidklok, die ook in de vorige twee kerktorens heeft dienst gedaan, is tijdens de Tweede Wereldoorlog, in februari 1943, op last van de Duitse bezetter uit de toren verwijderd. Omdat het maar om een betrekkelijk kleine luidklok ging, met een vrij hoog geluid, werd hij meestal de torenbel genoemd. Het is verbazingwekkend dat onze eigen regering reeds voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog een onderzoek liet uitvoeren, om na te gaan hoe groot de voorraad brons was, die men voor oorlogsdoeleneinden zou kunnen gebruiken.
Volgens een ambtelijke inspectie uit 1939 van alle bronzen klokken in ons land, kwam deze kleine klok met een middellijn van 52 centimeter en een gewicht van 280 kilo niet in aanmerking om als M-klok te worden aangemerkt, ondanks dat hij al verscheidene honderden jaren oud was. Binnen de gemeente Vinkeveen en Waverveen kreeg alleen de klok van Waverveen deze beschermde status. Deze M-klokken werden toen geheel wit geschilderd en er kwam een certificaat in de toren te hangen in vier talen, dat deze klok niet verwijderd mocht worden. Hoewel men voor Waverveen deze garantie wel kreeg, heeft men daar uit voorzorg de klok vanaf 1943 tot aan de bevrijding toch maar ergens elders opgeborgen.
Niet alleen de klok van de hervormde gemeente moest worden ingeleverd, ook de vier klokken van de rooms-katholieke kerk werden afgevoerd. Zelfs de kleine bronzen klokken van de groenteveiling en de rooms-katholieke meisjesschool werden in 1943 meegenomen. Geen van deze klokken is na de oorlog in Vinkeveen teruggekomen. In de hervormde kerk van Vinkeveen werd na het verwijderen van de torenbel een provisorische luidinstallatie gemaakt, die al gauw in de volksmond ‘het stoffer en blik’ werd genoemd. Het doffe geluid hiervan heeft ons ook na de oorlog nog vele jaren opgeroepen om naar de kerk te gaan. In oktober 1948 kreeg de kerk weer een nieuwe bronzen luidklok met een gewicht van 800 kilogram en als randschrift aan de ene zijde:
De levenden roep ik.
De dooden betreur ik
en aan de andere zijde:
Laat de onderlinge bijeenkomsten niet na.
Deze luidklok kostte 4.576,90 gulden, waarvoor een huiscollecte werd gehouden die het bedrag van 3.765,55 gulden opbracht.
Begin van de huidige kerk
Op 16 maart 1931 besluit de kerkenraad op verzoek van de kerkvoogdij, na de ingebruikneming van de nieuwe kerk op 12 mei 1931, als bezuinigingsmaatregel het ambt van voorlezer en voorzanger af te schaffen. De voorlezer Gert Vis wordt ter vergadering geroepen en gaat met dit besluit akkoord.
De eerste dienst in de nieuwe kerk wordt geleid door consulent dominee M.B. Verkerk uit Mijdrecht. Het is opmerkelijk dat in het notulenboek van de kerk staat dat zijn tekst was 1 Koningen 8 vers 29a: ‘Dat Uw ogen open zijn, nacht en dag over dit huis’; terwijl de gedenksteen achter in de kerk uitgaat van dezelfde tekst, maar dan uit 2 Kronieken 6 vers 20a.
Dominee Klüsener
Wanneer men de predikanten die de vorige eeuw in onze gemeente hebben gestaan de revue laat passeren, dan valt het op dat juist over dominee P.A.A. Klüsener zo veel mondelinge informatie bekend is gebleven. Hoewel hij maar zeer kort aan onze gemeente verbonden is geweest, namelijk van 1932 tot 1935, was dit een periode waarin veel dingen ter hand zijn genomen.
Zo was er het initiatief om een doventelefoon in de kerk te installeren. Dit was een geluidsinstallatie die men met een koptelefoon kon beluisteren. Naast de koptelefoon voor de heren was er voor de dames, die meestal goed gemutst waren, een handtelefoon. Voor deze doventelefoon werd op 22 augustus 1934 de eerste vergadering gehouden in de pastorie. De commissie bestond uit: dominee Klüsener voorzitter, Willem Vossestein secretaris, Tijmen de Haan penningmeester, Joost Samsom en Jan de Haan Jzn.
De voorzitter deelt mee dat er een kostenopgaaf was ontvangen van het Centraal Telefoonbureau voor kerken uit Maassluis. Besloten wordt om renteloze aandelen uit te schrijven van 4 en 7 gulden en bij Henk Verhoek en Klaas Stoof een prijsopgave te vragen voor de levering en de aanleg in de kerk. Verhoek komt daarbij als voordeligste uit de bus, met een installatie van de firma Dommissen uit Maassluis, die door hem compleet wordt afgesteld en geleverd met 12 hoofdtelefoons voor 370 gulden.
Alvorens tot de aankoop over te gaan, zullen dominee Klüsener en Joost Samsom, samen met de slechthorende vrouwen van Maarten en Klaas van Vliet, naar de Lutherse kerk in Weesp gaan, waar deze apparatuur was geïnstalleerd. Na afloop kan men meedelen dat de beluisterde proefopname in Weesp heel goed voldoet. In januari 1935 wordt door Henk Verhoek de doventelefoon in de kerk geplaatst. Dominee Klüsener had voor deze gelegenheid de dove Henk van Spengen uitgenodigd de nieuwe installatie te helpen testen. De dominee op de preekstoel met Van Spengen, met koptelefoon op achterin de kerk vroeg: Henk, waar woonden de eerste mensen? Waarop Henk van Spengen antwoordde: In Parijs, dominee! Door middel van twee extra collectes per jaar werden de renteloze aandelen in 6 jaar afgelost en de doventelefoon werd overgedragen aan de kerkvoogdij, waarbij de commissie voor de doventelefoon op 28 januari 1941 kon worden opgeheven.
Ook werden er bij Henk Verhoek in Donkereind autobussen gehuurd om de oudere gemeenteleden ’s zondagsmorgens vanuit Donkereind en de Groenlandse Kade en Geiten (= Vinken-)kade naar de kerk te vervoeren. Tevens kwam er aan de Kade bij de familie Van Rooijen een zondagsschool voor de kinderen aldaar en werden daar in het najaar en de winter tweemaal per maand leesdiensten gehouden.
Er kwam een contactcommissie die een spreekbuis werd tussen gemeente en kerkenraad. Ook werd de kerkenraad onder dominee Klüsener uitgebreid met meer ouderlingen en diakenen. Voorts verdeelde men de gemeente in drie wijken en nam men het huisbezoek weer ter hand. Tevens maakte de kerkenraad zich bij de burgerlijke gemeente Vinkeveen en Waverveen sterk om de jaarlijkse kermis af te schaffen of in te korten. Ook was het voor de kerkenraad een ergernis dat bij de zogenaamd neutrale muziekvereniging Concordia na hun uitvoeringen op zaterdagavond gelegenheid werd gegeven tot dansen.
Naast deze zaken werd dominee Klüsener ook eens in het zwembad aan de Baambrugse Zuwe bekeurd wegens het baden met onbedekte bovenarmen. Hoewel er in de plaatselijke gemeenteverordening stond, dat bij het baden het gehele bovenlichaam bedekt moest zijn, had onze plaatselijke predikant het gewaagd om in een gewoon badpak een verfrissende duik in ons plassenbad te nemen. Een ingeseinde veldwachter heeft toen geruime tijd in het zwembad staan posten tot hij kon constateren, dat hier in strijd met de voorschriften werd gezwommen waarna hij de dominee een fikse boete gaf. Daar onze predikant het met deze plaatselijke verordening niet eens was, heeft hij het voor laten komen bij het gerechtshof in Utrecht, waar de tenlastelegging toen is geseponeerd en er geen verdere vervolging heeft plaatsgevonden.
Politiek
Een estiger zaak kwam op de kerkenraadsvergadering van 2 mei 1933 aan de orde. Tijdens de rondvraag werd de ergernis van sommige gemeenteleden besproken over het feit dat de predikant tijdens de verkiezingen van de Tweede Kamer zich op allerlei wijze beijverd heeft voor de Anti Revolutionaire Partij. Een voorval, dat de gemoederen in Vinkeveen nog lang heeft beziggehouden. Sommige leden van de kerkenraad vonden dat in het algemeen een predikant zich niet openlijk met politiek mocht inlaten.
Bij een andere politieke gebeurtenis stond de kerkenraad echter pal achter zijn predikant. Er kwam namelijk een verschil van mening met de kerkvoogdij, of het verenigingsgebouw verhuurd kon worden aan de plaatselijke afdeling van de Nationaal Socialistische Beweging. Tijdens de kerkenraadsvergadering van zaterdag 17 maart 1934 schreef men naar de kerkvoogdij het volgende protest tegen de verhuur van het verenigingsgebouw voor een spreekbeurt van de NSB.
Mijne Heren,
Vinkeveen, 17 maart 1934.
De kerkenraad, heden zaterdagavond in vergadering bijeen, acht zich geroepen zijn diep leedwezen uit te spreken over het feit dat U gemeend heeft het Hervormd Verenigingsgebouw te kunnen verhuren aan de Nationale Socialistische Beweging.
Juist omdat de geestelijke belangen der gemeente ons zijn toevertrouwd en U de stoffelijke zaken, om daarmee de geestelijke te dienen, kunnen wij niet nalaten U dit te zeggen en achten wij het onze plicht estig te protesteren. Als U met ons begeert, dat des Zondags gepredikt wordt dat de mens van nature verdorven en tot alle boosheid geneigd is, dan moet toch het verkeerde van de NSB hieruit reeds blijken, dat in hun 3e officiële brochure getiteld “Nat. Soc. Staatsleer” staat, dat als het land behoorlijk wordt georganiseerd, de burger zich vrijwillig naar het staatsbelang zal richten en vanzelf doen zal wat zedelijk en redelijk is.
Hier wordt de mens dus geleerd, dat hij goed is van nature, hetgeen met de H. Schrift in lijnrechte tegenstrijd is.
Het is onze bede, dat U alsnog Uw toestemming zult intrekken, en ons Lokaal niet ter beschikking van de NSB zult stellen.
Een groot deel van de gemeente zal zich bedroeven, indien U Uw toestemming handhaaft, hetgeen zeker nadelige gevolgen met zich mee zal brengen.
Tevens zal de indruk naar buiten geen ongunstige zijn, doch bovenal is het onze overtuiging, dat het in het licht van Godswoord ongeoorloofd is als de Kerk deze beweging ter wille zal zijn.
U ook in deze toebiddend, dat Uw vraag moge zijn, niet wat sommige vinden, maar wat des Heeren wil is.
Tekenen wij in afwachting,
P.A.A. Klüsener (Predikant), R. Dooebal, G. Fokker, T. de Haan. W. Borst (ouderlingen),
J. de Haan, T. Kamper en C.J. Smit (diakenen).
Daar de kerkvoogden geen gehoor gaven aan het protest van de kerkenraad en in het najaar weer toestemming verleenden om het gebouw aan de genoemde beweging beschikbaar te stellen, bezoeken dominee Klüsener en ouderling Willem Borst op vrijdag 28 september 1934 president-kerkvoogd J. Beuker, aan wie het in hoofdzaak te wijten was, dat de geplande vergadering van de NSB toch doorgang heeft gekregen en er nu weer een nieuwe vergadering was afgekondigd. De heer Beuker verklaarde bij dit gesprek onder meer, dat dit van hem een persoonlijke wraakneming was aan het adres van de predikant, aangezien deze in 1933 openlijk aan politiek heeft gedaan en nog wel A.R. bleek te zijn.
In de kerkenraadsvergadering van 29 september werd na ernstig beraad besloten om op zondagmorgen na het zingen van psalm 127 vers 1 de volgende verklaring af te lezen:
De kerkenraad betuigt bij deze aan de gemeente zijn leedwezen, dat ondanks zijn protest van de vorige maal nu wederom ons Verenigingsgebouw tegen de Geest in van het overgrote gedeelte van onze Gemeente – althans van het kerkelijke meelevende deel – is afgestaan aan een Beweging, die zich als geestelijk aandient en ons door stormgetij wil heen loodsen zonder daarbij zich te richten naar de beginselen, die naar Gods Woord zijn, blijkbaar meenende dat Godsdienst een privézaak is, doch ook hier geldt, wat wij zo even zongen op psalm 127 vers 1.
Het is wel opmerkelijk dat de kerkenraad binnen onze gemeente reeds in zo’n vroeg stadium doorzag welk gevaar er school in de NSB. Alle waarschuwingen ten spijt, heeft dit niet mogen baten, want het is bekend dat juist in de gemeente Vinkeveen en Waverveen de NSB in deze jaren een ruime aanhang onder de hervormde inwoners genoot. Tijdens verkiezingen scoorde deze partij hier ver boven het landelijke gemiddelde. Ook tijdens de Duitse bezetting waren er velen uit onze kring, die wel niet daadwerkelijk toetraden tot de NSB, maar wel bekend stonden als Duitsgezind. Toch was het ondanks alle verschillen in die tijd redelijk te leven in Vinkeveen. Op een paar kleine incidentjes na, is er nooit sprake geweest van verraad en was er na 1945 ook geen sprake van haatgevoelens.
Ondanks alle politieke meningsverschillen bleef men in de eerste plaats dorpsgenoten en werden andermans inzichten zo veel mogelijk gerespecteerd. Een schoolvoorbeeld hiervan was de advertentie uit 1934 van Adrianus Burger Smit die geplaatst werd in De Ronde Venen, het weekblad der Nederlandse hervormde gemeenten van Mijdrecht, Wilnis, Vinkeveen en Waverveen. Als vertegenwoordiger van de Boekhandel van de Bond van Nederlandse Hervormde Jongelingsverenigingen op Gereformeerde Grondslag bracht A.B. Smit twee boeken onder de aandacht. Ten eerste een boek van Prof. Dr. Hugo Visscher, 1834-1934, De Afscheiding en de Gereformeerde Gezindheid. En ten tweede een boek van onze eigen predikant dominee P.A.A. Klüsener, Het Nat.-Socialisme of het Calvinisme als nationale kracht.
Hugo Visscher, die als kandidaat begonnen was in Zegveld, genoot in deze omgeving veel waardering. Zo werd hij onder andere gevraagd om op 31 oktober 1905 bij het 25-jarig jubileum van de christelijke school een feestrede te houden in onze kerk te Vinkeveen. Ook als eindredacteur van de Waarheidsvriend had hij grote invloed binnen onze regio, maar tevens zat hij namens de NSB in de Eerste Kamer van de Staten-Generaal, wat volgens dominee Klüsener niet verenigbaar was. Toch werden beide standpunten in Vinkeveen met verve verdedigd en was men in die tijd vaak drukker met politieke dan met geestelijke zaken.
In maart van dat jaar nam dominee Klüsener een beroep aan naar de hervormde gemeente van Bodegraven. Zondag 16 juni 1935 hield hij zijn afscheidsrede met de woorden uit 1 Corinthe 3 vers 7: ‘Zo is dan noch hij, die plant, iets, noch hij, die nat maakt, maar God Die de wasdom geeft’. Reeds op 17 november 1935 was de oud-predikant weer terug in Vinkeveen voor de bevestiging van zijn opvolger, dominee G. den Duijn, die daarop in de middagdienst zijn intrede hield over 2 Corinthe 4 vers 5: ‘Wij prediken Christus Jezus de Heere’.
1949. Tijdens het bezoek van visitatoren maakte de kerkenraad aan hen bekend, dat er geen huisbezoek werd gedaan, omdat men dit in Vinkeveen niet gewend was.
1953. Een oud probleem in Vinkeveen is altijd het inklinken van de veengrond geweest. In een vergadering van kerkvoogden en notabelen werd dit regelmatig besproken. Omdat de grond rond de kerk en de pastorie dringend aanvulling nodig had, werd bij Tijs van Vliet een grote partij turven besteld, die hij leverde en vlakte voor 8 gulden de duizend. Een oplossing die jammer genoeg in de latere jaren niet werd voortgezet, waardoor de opgebrachte bovenlagen steeds sneller gingen verzakken.
1954. Tijdens dit jaar waren er in de gemeente twee bijzondere jubilea waarbij de kerkvoogdij zich volgens haar notulen heeft laten vertegenwoordigen. President-kerkvoogd Jan Beuker mocht gedenken dat hij voor deze functie in december 1929 werd gekozen door de notabelen. Ter gelegenheid van dit zilveren jubileum werd Beuker na zijn receptie gevraagd om nog even mee te gaan naar de kerk. Bij het zien van de speciaal voor deze gelegenheid gemaakte gedenksteen, was hij diep geroerd. Omstreeks diezelfde tijd, op 11 december 1954, mocht koster Gert Vis gedenken dat hij vijftig jaar daarvoor in het huwelijk was getreden met Neeltje van Leeuwen. Ook is in dit jaar dominee Teunis Langerak naar Vinkeveen gekomen. Dit veroorzaakte aanvankelijk zo’n grote toename van het aantal kerkgangers, dat de kerkenraad een verzoek indiende om het aantal zitplaatsen flink uit te breiden.
1955. In dit jaar werd het huisbezoek weer ter hand genomen. Men stelde de volgende drie wijken in:
Donkereind en Demmerik, Jan van der Louw en Gijsbert Nap;
Baambrugse Zuwe en de beide Kaden, Cees van der Vliet en Teunis Kamper;
Herenweg en Achterbos, Niek van Selm en Niek Samsom.
1956. De kerk kreeg een aansluiting van de kerktelefoon om de ouderen en zieken in de gelegenheid te stellen de wekelijkse erediensten thuis direct te beluisteren. Deze aansluitingen werden in de volksmond al gauw ‘de ziekentelefoon’ genoemd.
Archief
De hervormde gemeente van Vinkeveen bezit een vrij volledig archief vanaf 1774, het jaar dat men zelfstandig een eigen predikant ging beroepen. Dit archief is niet openbaar en valt onder het beheer van de kerkenraad. De beide oudste doop- en trouwboeken zijn in het verleden gekopieerd. De gegevens hiervan zijn in te zien in het Rijksarchief te Utrecht en in het Streekarchief te Mijdrecht. Ook is er in het verleden een begin gemaakt om alle doop- en trouwinschrijvingen in een alfabetisch register over te schrijven, zodat in de toekomst de oude boeken niet behoeven te worden geraadpleegd. In de notulenboeken van de kerkenraadsvergaderingen vindt men bijna altijd op de eerste bladzijde een lijst van de boeken die in het archief worden bewaard. Deze lijst is echter heel summier samengesteld en geeft in veel gevallen slechts één jaartal. Dit is in sommige gevallen het beginjaar, maar ook heel vaak het eindjaar, dat men dit boek ging gebruiken of afsloot.
De oudste twee boeken uit 1774 zijn omstreeks 1840 provisorisch van perkamenten ruggen voorzien. Toen de boeken in 1982 bijna geheel uit elkaar vielen, zijn ze beide met geheel nieuwe leren banden opnieuw ingebonden. Bij de restauratie van de boeken bleek dat beide ruggen waren gesneden uit een oude verkoopakte van een boerderij in Demmerik. Met de beide fragmenten in de hand is er gezocht in het gerechtsboek van de heerlijkheid Demmerik dat zich bevindt in het Rijksarchief te Utrecht. Daar werd een afschrift van de complete akte gevonden. Het bleek hier te gaan om een akte uit 1797 van de verkoop van een zogenaamde boerenbruiker (boerderij) van ruim 32 morgen groot, gelegen in Demmerik veldzijde, waarvan de weduwe van Elbert Uittenboogaard met haar kinderen hun bezit verkopen aan de heer Jean Antoine Frouin uit Breukelen. Daar het vermoedelijk ging om de boerderij, nu Demmerik 15, die later in het bezit is geweest van de families Dooebal en Vossestein, kan het best zijn dat dit oude perkamenten bewijs van eigendom omstreek 1840 gebruikt is om de oude doop- en trouwboeken te verstevigen.
Heel bijzonder is dat het archief een groot aantal akten van ‘indemniteit’ bezit uit circa 1790. Dit zijn bewijsstukken waarbij de municipaliteit (= het gemeentebestuur) uit de geboorteplaats verklaart, dat indien men later tot armoede vervalt, de diaconie van de oude gemeente de bijstand voor haar rekening zal nemen. Deze akten van indemniteit zijn op 5 augustus 1777 in de provincie Utrecht ingesteld. Hierin staan behalve de naam van de begunstiger, de geboorteplaats, de namen van de ouders, de geboortemaand en de plaats waaaar men vertrekt. Voorts bevinden zich in het archief veel losse stukken, die het zeker waard zijn om voor het nageslacht te bewaren.
Lijst met predikanten
ds. Jacobus Rijsdijk Takens (1774-1782)
ds. Johannis Wilhelmus Bussingh (1783-1786)
ds. Frederikus Ham (1786-1788)
ds. Anthonie Engelbert André de la Porte (1788-1790)
ds. Johannes Siebert ( 1791-1795)
ds. Johannes Samuël van Staveren (1796-1799)
dr. Coelis Oskamp (1799-1802)
ds. Jacob Verburg (1802-1805)
ds. Isaak van Harderwijk (1805-1813)
ds. Jacob Wijs (1813-1815)
ds. Gerrit Burck (1815-1818)
ds. Willem Otto (1819-1822)
ds. Michiel Adrianus Jentinck (1823-1825)
ds. Andries Roelofsz (1825-1827)
ds. Albertus Zelders (1827-1830)
ds. Marinus Jacobus Schröder (1830-1845)
ds. Jacob Coelis Wijs (1845-1847)
ds. Hendrik Willem Theodoor Tijdeman (1847-1850)
ds. Marinus Adrianus Meelboom (1851-1853)
ds. Marinus A. van Beusekom (1854-1874)
ds. Alexander Hendricus Marius Deussen (1875-1889)
ds. Coelis de Hoogh (1897-1907)
ds. Jan Hendrik Frederik Remme (1907-1911)
ds. Dirk Plantinga (1911-1913)
ds. Johannes Boss (1913-1919)
ds. Herman van Elst (1922-1924)
ds. Pieter Anton August Klüsener (1932-1935)
ds. Gerrit den Duijn (1935-1942)
ds. Dirk Jacob van de Graaf ( 1942-1948)
ds. Teunis Langerak (1954-1965)
ds. Albert Klein Kranenburg (1966-1970)
ds. Coelis Johan van den Broek (1971-1980)
ds. Nico P. J. Kleiberg (1980-1985)
ds. Teunis J. Kamerbeek (1986-1996)
ds. Marinus F. van Binnendijk (1997-2003)
ds. Arie Simons (2005-2013)
ds. J.T. Maas (2015-heden)
ds. T. Langerak |
ds. A. Klein Kranenburg |
ds. C.J. Van den Broek |
ds. N.P.J. Kleiberg |
ds. T.J. Kamerbeek |
ds. M.F. Van Binnendijk |
ds. A. Simons |
De eerste van de drie predikantenborden achter in de kerk (Bron: pbase pijkkuiperi)